Brief zeven
Wanneer lawaai de vogels uit de lucht doet vallen
Op een dag hoorde ik een jongeman zingen toen ik de trap afliep. Hij zong lyrische liedjes over en aan zijn geliefde, voor wie hij zijn familie had verlaten; hij was alleen naar het ziekenhuis gevlucht om bij haar te zijn. Wat een prachtig tafereel! Ik stopte even en ging op de trap zitten om naar hem te luisteren. Ik begon zowaar te glimlachen. Een andere jongen die me leek te kennen vroeg me of ik niet die dochter van Abu Imad was, die in het buitenland woonde. Toen ik ‘ja’ antwoordde, lachte hij en zei: ‘Ik ben jullie buurjongen. Ik keek altijd naar je op televisie toen je nog programma’s presenteerde.’ Ik lachte. Lachen is zeldzaam hier, dus gun ik mezelf een glimlach of zelfs een lach wanneer ik er de kans toe krijg. Die andere jongen bleek de verloofde te zijn van de zus van onze buurjongen. Hij bleef verder zingen voor zijn liefje, die achter de trap naar hem zat te luisteren. Heel even sloot ik mijn ogen en probeerde ik alle andere geluiden uit te bannen, zodat ik alleen nog zijn melodieuze stem hoorde, ondanks de kakofonie. De jongeman merkte dat ik naar hem luisterde, dus ik glimlachte en hij glimlachte. Ik vroeg hem of ik hem mocht filmen, maar hij schaamde zich vanwege de oorlogsomstandigheden. Ik zei hem dat dit ook verzet is, weerstand bieden tegen de dood met gezang en liefde. Hij stond me toe de scène te filmen op voorwaarde dat hij niet in beeld zou komen. Ik richtte de camera van mijn gsm naar beneden en begon op te nemen. Hij begon me te vertellen over zijn verloofde, Saada, voor wie hij een gedicht had geschreven dat hij me wilde laten horen, omdat hij wist dat ik schrijfster ben. Hij droomde ervan om in november, binnenkort dus, met Saada in het huwelijksbootje te stappen. Eerst bracht hij zijn liefde voor haar onder woorden. Daarna begon hij te zingen. Zijn stem klonk melodieuzer dan de stem van Medhat Saleh, die me zo ontroert. Het gezang weerklonk synchroon met het geluid van de bombardementen die dichtbij waren en het gebouw deden daveren terwijl mijn hart daverde bij elke ‘ooh’ en ‘aah’. De glimlach om mijn lippen stelde mijn hart gerust: dit volk is uit bijzonder hout gesneden, uniek in zijn soort.